Een profiel is een opgeslagen groep netwerkinstellingen. Profielen worden weergegeven in de profiellijst op het tabblad Algemeen van het beheerprogramma voor de draadloze client. Profielen kunnen gerangschikt worden op de prioriteit van de bijbehorende netwerkverbindingen. Met het eerste profiel in de profiellijst kan een verbinding met één netwerk gemaakt worden, waarna automatisch het tweede profiel wordt gebruikt om een verbinding met een tweede netwerk te maken. De computer blijft dus verbonden tijdens de overschakeling van het ene draadloze netwerk naar het andere. Hoewel meerdere profielen kunnen worden toegewezen aan hetzelfde netwerk, kunt u maar één profiel per verbinding gebruiken. Als u een nieuw profiel wilt toevoegen, gebruikt u de wizard Profiel, die bestaat uit een reeks van dialoogvensters waarmee u de profielinstellingen configureert. In het volgende voorbeeld worden alle dialoogvensters van de wizard Profiel gebruikt. Niet alle instellingen zijn nodig voor alle profielen.
Zie hieronder als u voorkeuren voor verbindingen via profielen wilt instellen:
Ga als volgt te werk om een voorkeursoptie op te geven voor de verbinding:
Gemengde cel inschakelen (vereist optie Cisco CCX): Schakel dit selectievakje in als u het voor de draadloze LAN-adapter mogelijk wilt maken om te communiceren met gemengde cellen. Een gemengde cel is een draadloos netwerk waarin sommige apparaten gebruik maken van WEP en andere niet. Voor de ondersteuning van gemengde cellen moet de optie Cisco-Client eXtentions inschakelen (te vinden in de algemene instellingen van de wizard Profiel) ingeschakeld zijn.
Om de optimale transmissiesnelheid te realiseren, is het van belang vast te stellen met wat voor type toegangspunt de draadloze adapter zal worden verbonden. In de Geavanceerde instellingen kunt u kiezen uit modi waarmee u de omgeving kunt optimaliseren.
Hieronder wordt uitgelegd op welke manieren de adapter kan functioneren in de infrastructuurmodus. De adapter kan op drie manieren worden gebruikt:
Verbinden met 802.11g- en 802.11b-netwerken: Dit is de standaardinstelling. De adapter zoekt naar 11g- of 11b-toegangspunten en gebruikt daarbij als transmissiesnelheden 1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 en 54 Mbps. Standaard wordt met deze instelling een verbinding met 11g-toegangspunten tot stand gebracht. In de lijst Beschikbare netwerken worden alle 11b- en 11g-toegangspunten weergegeven.
Alleen met 802.11g-netwerken verbinden: De adapter zoekt alleen naar een 11g-toegangspunt en gebruikt daarbij als transmissiesnelheden 1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 en 54 Mbps. In de lijst Beschikbare netwerken worden alleen 11g-toegangspunten weergegeven.
Alleen met 802.11b-netwerken verbinden: De adapter zoekt naar de beste 11b- en 11g-toegangspunten en gebruikt daarbij als transmissiesnelheden 1, 2, 5,5 en 11 Mbps. In de lijst Beschikbare netwerken worden alle 11b- en 11g-toegangspunten weergegeven.
De volgende tabel geeft een overzicht van de transmissiesnelheden voor de verschillende adaptermodi bij gebruik van een bepaald type toegangspunt. Met de opties voor de draadloze modus (het modulatietype) wordt bepaald welke ontdekte toegangspunten worden weergegeven in de scanlijst (in het dialoogvenster Beschikbare netwerken).
11b-toegangspunt
Draadloze modus |
Scanlijst |
Verbinden |
Transmissiesnelheden |
11g en 11b |
Ja |
Ja |
1, 2, 5,5 of 11 Mbps |
Alleen 11b |
Ja |
Ja |
1, 2, 5,5 of 11 Mbps |
Alleen 11g |
Nee |
Nee |
Geen |
11g-toegangspunt (11g en 11b)
Draadloze modus |
Scanlijst |
Verbinden |
Transmissiesnelheden |
11g en 11b |
Ja |
Ja |
1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 of 54 Mbps*. |
Alleen 11b |
Ja |
Ja |
1, 2, 5,5 of 11 Mbps |
Alleen 11g |
Ja |
Ja |
1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 of 54 Mbps*. |
11g-toegangspunt (modus alleen 11g)**
Draadloze modus |
Scanlijst |
Verbinden |
Transmissiesnelheden |
11g en 11b |
Ja |
Ja |
1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 of 54 Mbps*. |
Alleen 11b |
Nee |
Nee |
Geen |
Alleen 11g |
Ja |
Ja |
1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 of 54 Mbps*. |
Opmerking: (*) afhankelijk van de sterkte en de kwaliteit van het signaal. Gebruik RTS/CTS (standaardinstelling) om botsingen te voorkomen in omgevingen waarin 11g- en 11b-clients worden gebruikt en deze niet met elkaar kunnen communiceren. Gebruik CTS-naar-zelf om de prestaties te verbeteren in omgevingen waarin 11g- en 11b-clients dicht bij elkaar zijn geïnstalleerd en met elkaar kunnen communiceren.
Opmerking: (**) Aangezien de 11b-clients geen verbinding kunnen maken met dit toegangspunt, wordt de bescherming voor de gemengde modus (RTS/CTS of CTS-naar-zelf) niet gebruikt.
De volgende tabel geeft een overzicht van de werking van de modulatietypen in de ad-hocmodus.
Initiator ad-hocnetwerk |
Deelnemer ad-hocnetwerk |
Actie |
Opmerkingen |
Alleen 11b |
Alleen 11b |
Basissnelheden (1, 2, 5,5 of 11 Mbps) |
Alleen 11b |
Alleen 11g |
Lage basissnelheden, bescherming ingeschakeld* (1, 2, 5,5 of 11 Mbps) |
11b en 11g |
|
11b en 11g |
Basissnelheden (1, 2, 5,5 of 11 Mbps) |
11b en 11g |
|
Alleen 11g |
Alleen 11b |
Niet van toepassing op Intel(R) PRO/Wireless 2200BG-adapter. Voor andere kaarten worden de lage basissnelheden gebruikt, bescherming ingeschakeld* (1, 2, 5,5 of 11 Mbps) |
11b en 11g |
Alleen 11g |
Basissnelheden (1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 of 54 Mbps) |
Alleen 11g |
|
11b en 11g |
Hoge basissnelheden (1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 of 54 Mbps) |
Alleen 11g |
|
11b en 11g |
Alleen 11b |
Basissnelheden, bescherming ingeschakeld* (1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 of 54 Mbps) |
11b en 11g |
Alleen 11g |
Lage basissnelheden, bescherming ingeschakeld, afhankelijk van initiator (1, 2, 5,5 of 11 Mbps) |
11b en 11g |
|
11b en 11g |
Basissnelheden, bescherming ingeschakeld*, afhankelijk van initiator (1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 of 54 Mbps) |
11b en 11g |
Opmerking: (*) Zie Geavanceerde adapterinstellingen bekijken onder Windows - Gebruik "RTS/CTS ingeschakeld" (standaardinstelling) om botsingen te voorkomen in omgevingen waarin 11g- en 11b-clients worden gebruikt en deze niet met elkaar kunnen communiceren. Gebruik "CTS-naar-zelf ingeschakeld" om de prestaties te verbeteren in omgevingen waarin 11g- en 11b-clients dicht bij elkaar zijn geïnstalleerd en met elkaar kunnen communiceren.
Hieronder wordt uitgelegd op welke manieren de adapter kan functioneren in de ad-hocmodus. De adapter kan op drie manieren worden gebruikt:
De verschillende modulatie-instellingen hebben in de ad-hocmodus de volgende consequenties:
Een station in een ad-hocnetwerk past zichzelf voortdurend aan aan de mogelijkheden van de andere stations in het ad-hocnetwerk. De ondersteunde transmissiesnelheden worden op de volgende manier bijgewerkt:
Alleen de basissnelheden wijzigen. De snelheden die door een station worden ondersteund, wijzigen niet. De basissnelheden die door stations in een ad-hocnetwerk worden geadverteerd, zijn te allen tijde dezelfde en dienen de weerslag te vormen van de set basissnelheden die wordt ondersteund door elk station in het ad-hocnetwerk. Aangezien de basissnelheden de informatie vormen die door een station wordt gebruikt om te bepalen of deelgenomen kan worden aan het ad-hocnetwerk, is deze informatie voldoende om te bepalen of een station al dan niet kan worden verbonden met dit ad-hocnetwerk.
Stations in de gemengde modus (802.11g en 802.11b) kunnen zich aansluiten bij elk ad-hocnetwerk dat wordt gedetecteerd.
Aanmelden bij een ad-hocnetwerk
Een ad-hocnetwerk starten
Wanneer een ad-hocnetwerk wordt gestart in de gemengde modus, zijn de standaardsnelheden: 1, 2, 5,5, 6, 18, 11, 12, 24, 36, 48 en 54 Mbps waarbij 1 en 2 als de basissnelheden gelden. Wanneer andere stations zich aanmelden, worden de basissnelheden, indien nodig, verlaagd. Wanneer 11b-stations worden aangemeld, wordt de bescherming ingeschakeld.
Aanmelden bij een ad-hocnetwerk
In deze modus kunt u zich alleen aanmelden bij een ad-hocnetwerk dat alleen 1, 2, 5,5 en 11 Mbps adverteert als de basissnelheden. De lijst van ad-hocnetwerken waarbij u zich kunt aanmelden omvat dus 11b-netwerken en netwerken met 11b en 11g, maar niet netwerken met alleen 11g. De ondersteunde snelheden blijven ongewijzigd en de basissnelheden worden aangepast aan de snelheden die worden geadverteerd door het ad-hocnetwerk waarbij u zich aanmeldt.
Een ad-hocnetwerk starten
Wanneer een ad-hocnetwerk met alleen 11b wordt gestart, zijn 1, 2, 5,5 en 11 Mbps de standaardsnelheden en 1 en 2 de basissnelheden. Wanneer andere stations worden aangemeld, worden indien nodig, de basissnelheden van die stations verlaagd. Bescherming (RTS/CTS of CTS-naar-zelf) is ingeschakeld.
In een ad-hocnetwerk met alleen 11g worden 1, 2, 5,5, 6, 9, 11, 12, 18, 24, 36, 48 en 54 Mbps ondersteund. Aanmelding en het verlagen van de basissnelheden worden op dezelfde manier ondersteund als in de gemengde modus. Wanneer u een dergelijk ad-hocnetwerk start, worden de volgende snelheden geadverteerd: 1, 2, 5,5, 6, 11, 12, 18, 24, 36, 48 en 54 Mbps, waarbij 1, 2, 5,5, 6, 11, 12 en 24 Mbps als de basissnelheden gelden.
Stations in de modus Alleen 11g kunnen zich aansluiten bij elk ad-hocnetwerk dat wordt gedetecteerd.
Aanmelden bij een ad-hocnetwerk
De basissnelheden worden in dit geval overgenomen van de bakens.
Een ad-hocnetwerk starten
Wanneer u een ad-hocnetwerk met alleen 11g start, worden de volgende snelheden geadverteerd: 1, 2, 5,5, 6, 11, 12, 18, 24, 36, 48 en 54 Mbps, waarbij 1, 2, 5,5, 6, 11, 12 en 24 Mbps als de basissnelheden gelden.
Wanneer andere stations zich aanmelden, worden de basissnelheden, indien nodig, verlaagd. Wanneer een 11b-station wordt aangemeld, wordt de bescherming (RTS/CTS of CTS-naar-zelf) ingeschakeld.
Als u een nieuw profiel wilt toevoegen, gebruikt u de wizard Profiel, die bestaat uit een reeks van dialoogvensters waarmee u de profielinstellingen configureert. In het volgende voorbeeld worden alle dialoogvensters van de wizard Profiel gebruikt, hoewel mogelijk niet alle beschreven instellingen nodig zijn.
Ga als volgt te werk om een nieuw profiel te maken en een verbinding met een netwerk tot stand te brengen:
![]() |
Opmerking: Als dit de eerste keer is dat u een profiel maakt, klikt u op het profiel Standaard in de profiellijst, klikt u op de knop Bewerken en wijzigt u de naam van het profiel in het veld Profielnaam op de pagina Algemeen. |
Algemene instellingen
Beveiligingsinstellingen
Wachtwoordinstellingen
Verbinding maken met het netwerk
![]() |
Opmerking: Een profiel dat met een wachtwoord is beveiligd, kan worden geïmporteerd en geëxporteerd, maar om het profiel te bewerken, moet het wachtwoord worden ingevoerd. Zie Een profielwachtwoord instellen voor meer informatie. |
Ga als volgt te werk om een profiel te importeren:
Ga als volgt te werk om een profiel te exporteren:
Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen voor een bestaand profiel:
Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen voor een nieuw profiel:
De voorziening Automatisch importeren inschakelen kan door de netwerkbeheerder worden gebruikt om een profiel automatisch te distribueren naar computers die met het netwerk zijn verbonden. Het selectievakje Automatisch importeren inschakelen is te vinden in de dialoogvensters van de wizard Profiel. Als het selectievakje wordt ingeschakeld, moet het profiel gekopieerd worden naar een specifieke directory op de hostcomputer en kan het van daaruit naar meerdere computers worden gedistribueerd. Wanneer het profiel wordt ontvangen op de externe computer, wordt het automatisch beschikbaar gemaakt voor gebruik vanuit de profiellijst. Als een poging wordt gedaan om een gedistribueerd profiel dat met een wachtwoord beveiligd is, te bewerken, wordt gevraagd om het wachtwoord.
Het automatisch importeren van WLAN-profielen wordt mogelijk gemaakt doordat de map import op de harde schijf regelmatig wordt gecontroleerd op nieuwe profielbestanden. Alleen profielen waarvoor Automatisch importeren inschakelen is geselecteerd in de dialoogvensters van de wizard Profiel, kunnen automatisch geïmporteerd worden. Als er al een profiel met dezelfde naam bestaat in de profiellijst, wordt een dialoogvenster weergegeven waarin het profiel afgewezen of geaccepteerd kan worden. Bij acceptatie wordt dan het bestaande profiel vervangen. Alle geïmporteerde profielen worden onderaan de profiellijst geplaatst en het profielbestand wordt onmiddellijk na het importeren verwijderd, ongeacht of het importeren gelukt is of niet.
Stap 1: Ga als volgt te werk om een profiel waarvoor "Automatisch importeren inschakelen" is geselecteerd, te exporteren uit de profiellijst:
Stap 2: Het profiel uit de profiellijst exporteren naar een map op de computer.
Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
Klik op de knop Geavanceerd .
Klik in de profiellijst op de profielen die u wilt exporteren.
Klik op de knop Bladeren en selecteer de map waarin de profielen moeten worden opgeslagen. Klik op OK om terug te gaan naar het vorige dialoogvenster.
Klik op de knop Exporteren om te beginnen met het exporteren van de profielen.
Klik twee keer op OK om terug te gaan naar het dialoogvenster Netwerken.
Stap 3: Het geëxporteerde profiel uit deze map (zie stap 7) kopiëren (niet slepen-en-neerzetten) naar de volgende directory: Programs Files\Intel\PROSetWireless\PROSet\Import. Het profiel is nu klaar voor distributie naar andere computers. Wanneer het profiel op afstand wordt ontvangen door een andere computer, wordt het automatisch beschikbaar gemaakt voor gebruik vanuit de profiellijst.
Ga als volgt te werk om een bestaand profiel te bewerken:
Ga als volgt te werk om een profiel te verwijderen:
![]() |
Opmerking: U kunt niet alle profielen uit de profiellijst verwijderen. De lijst dient minimaal één profiel te bevatten. |
Ga als volgt te werk om een verbinding te maken met een beschikbaar netwerk, zonder een profiel te gebruiken:
Als de draadloze adapter een lege netwerknaam (SSID) ontvangt van een verborgen toegangspunt, wordt in de lijst met beschikbare netwerken zowel de lege SSID als <geen profiel> weergegeven. Om een koppeling met een verborgen toegangspunt tot stand te brengen, moet eerst een nieuw profiel worden gemaakt. Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, worden de lege SSID en de gekoppelde SSID weergegeven in de lijst van beschikbare netwerken.
Ga als volgt te werk om een verbinding tot stand te brengen met een toegangspunt waarvoor een lege netwerknaam (SSID) is opgenomen in de lijst met beschikbare netwerken:
Ga als volgt te werk om een profiel te laden vanaf de taakbalk:
Lees alle voorwaarden voor het gebruik.